De rustplek bij Ayers Natural Bridge, uitgesleten door de LaPrele Creek, was halverwege de negentiende eeuw een prachtige plek, met helder water, en de beschutting van vele bomen. De emigranten kampeerden hier graag. Ook vandaag de dag is het een heerlijke plek. Er ligt een camping omheen, waar je je tent op kan zetten in zacht gras, beschut tegen de zon door bomen en hoge rotsen. Een kleine groene oase in het ruige en kurkdroge land van Wyoming.
Voor emigranten was het niet gemakkelijk om elke dag een geschikte plek te vinden om hun kamp op te zetten. Er moest gras zijn voor de beesten, hout om op te koken, en verder natuurlijk water, liefst van enige drinkbare kwaliteit. Waar deze plekken precies te vinden waren, kon men lezen in de vele gidsen, speciaal geschreven voor de overlanders. Helaas was de informatie daarin vaak al achterhaald voordat deze gedrukt en verspreid was; waar in het ene jaar door vele stormen nog voldoende water te vinden was, troffen de vermoeide reizigers een ander jaar een droge rivierbedding aan.
En met het vinden van een geschikte kampeerplek was de emigrant er nog niet. Er moest hout verzameld worden, of, als dat niet beschikbaar was, zogenaamde buffalo chips (gedroogde buffalo-poep), ook wel spottend ‘bois de vache’ genoemd, verzameld worden. Het kamp met eventuele tenten moest opgezet worden, iemand werd opgezadeld met de klus om water te halen en de dieren moesten verzorgd worden. Eventuele reparaties aan de wagen of aan het tuig van de ossen of ezels moest gedaan worden, en er moest natuurlijk eten bereid worden. Dit betekende deeg maken en brood bakken, spek en bonen bereiden en koffie maken (daarvoor moesten eerst de bonen gebrand worden in een pan, en vervolgens gemalen).
Als het slecht weer was, en het vuur niet aan te krijgen was, bestond het avondeten alleen uit zogenaamde hardtack; keihard gebakken broodkoekjes, misschien aangevuld met wat gedroogde vruchten of ingemaakte augurken.
En aan het eind van de avond, als de emigranten nog niet omgevallen waren van vermoeidheid, was er nog ruimte voor wat vermaak; er werd muziek gemaakt en gezongen. En vaak waren deze late uurtjes voor de emigranten de enige kans om nog wat aan hun dagboek toe te vertrouwen. Het is onvoorstelbaar dat zovelen dit in al die maanden zo trouw hebben volgehouden.
Mijn eigen kamp van vanavond is helaas niet zo paradijselijk als die aan de LaPrele Creek. Ik sta iets ten noorden van Casper, op zanderige plek begroeid met wat onkruid, mogelijk was het ooit een grasveldje. Er staat een harde wind, die vergezeld van een temperatuur van zo’n 35 graden, aanvoelt als de lucht uit een warme föhn. Om de omstandigheden nog wat te benadrukken, komt er af en toe wat tumbleweed voorbij rollen. De tent mocht ik gelukkig onder een speciaal daarvoor gebouwd tent-afdakje opzetten. Dat was maar goed ook, anders had ik ‘m waarschijnlijk in Montana op kunnen halen.
Het is heet, droog, en winderig. Welkom in Wyoming.