Toen ik vanochtend vanaf de camping in Casper de Poison Spider Road opzocht, bleek dat de weg afgesloten was in verband met wegwerkzaamheden. Op de kaart zag het er zo veelbelovend uit, een mooi klein kronkelweggetje, -precies- over de route van de originele Oregon Trail, dat ik bovendien vele kilometers lang zou kunnen volgen. Maar dat plan kon dus in de prullenbak.
Geen nood, ik ging gewoon naar Bessemer, een dorpje iets ten zuiden van Casper, en vervolgens in westelijke richting naar de Poison Spider Road.
Helaas, dat feest ging ook niet door. Ik sprak een stel wegwerkers die bezig waren een bord te plaatsen, en zij wisten me te vertellen dat de werkzaamheden bestonden uit het ‘maggen’ van de weg. Dit betekent dat er magnesium chloride op de weg wordt aangebracht, zodat het minder stoft. Volgens de mannen wilde ik daar echt niet doorheen rijden met de motor.
Terug naar de highway maar weer. Knarsetandend keek ik toe hoe de enorme rode rotswand aan mijn rechterzijde langzaam voorbij schoof. Die had ik graag van wat dichterbij willen bekijken.
Na een lange, saaie rit over de snelweg, daarbij af en toe lekker heen en weer gesmeten te worden door de hevige wind, deed ik een tweede poging. Geen wegwerkzaamheden hier, dit keer zou het goedkomen. Ik sloeg de snelweg af, en zat meteen op de gravelweg. Veel gebruikt blijkbaar, want de motor en ik werden verschrikkelijk door elkaar gerammeld door kilometers lang wasbord-achtige ondergrond. Het stuurde zo beroerd dat ik dacht dat ik òf een lekke voorband had, òf dat ik mijn balhoofdlager aan snot had gereden. Een mooi stukje stevig gravel volgde, en ik durfde weer wat harder te rijden. Het sturen ging nu gelukkig ook beter.
De omgeving was schitterend, maar veel afgelegener vind je het niet. Dwars door woestijnachtige vlakte, met aan de horizon al redelijk serieuze bergen van rode steen. Af en toe sprong een pronghorn, die nietsvermoedend tussen de alsem aan het grazen was, verschrikt weg.
Een half uurtje later reed ik een erf op van iets dat ooit een ranch moet zijn geweest. Overal stonden trucks naast de half verweerde schuurtjes, maar er was geen mens te bekennen. Ik klopte op de deur van het huis -toch maar even vragen of ik over deze weg mag rijden- maar daar was duidelijk al in geen jaren meer iemand binnen geweest. De vloer was eruit, en overal stond rommel.
Ik stapte weer op de motor, maar toen ik de weg verder af wilde rijden, zag ik dat deze na het knullig gemaakte bruggetje gewoon ophield. Fantastisch. Terug naar de snelweg maar weer. De enige donkere wolken in heel zonnig Wyoming hingen vervolgens kilometers lang boven een rood brommertje dat langzaam over de snelweg gleed.
Aan het begin van de middag begon ik met poging drie. De Hudson – Atlantic City Road. Aan het begin van de weg stond een groot bord, waarop vermeld werd dat deze weg inderdaad in Atlantic City uitkwam.
Alles wat me eerder op de dag aan gravelwegen ontzegd was, werd hier goed gemaakt. Het landschap was niet uitzonderlijk mooi, maar wel fascinerend leeg. Soms had ik het gevoel dat ik door Mongolië reed. Zwarte koeien en kalveren graasden rustig tussen de struikjes alsem. Soms stonden ze midden op de weg, en moest ik er voorzichtig omheen rijden. Aan de horizon zag ik de eerste bergen van de Rocky Mountains verschijnen; de Wind River Range komt langzaam dichterbij. Ik keek mijn ogen uit. Het was een fantastische middag.