‘.. brought us in view of the post of the American Fur Company, called Fort John, or Laramie…Its is on the left bank, on a rising ground some twenty-five feet above the water; and its lofty walls, whitewashed and picketed, with the large bastions at the angles, gave it quite an imposing appearance…’ Aldus John C. Fremont, een van de belangrijkste ontdekkingsreizigers van het westen van Amerika over Fort Laramie.
Gisteren heb ik dit fort bezocht. Achtereenvolgens Fort William, Fort John en uiteindelijk Fort Laramie genoemd, lag het op een strategisch punt aan de Laramie rivier in Wyoming, vlak voordat deze de Platte rivier bereikte.
Oorspronkelijk was het in 1834 opgericht als trading post, waar indianen met blanke handelaren huiden ruilden voor dekens, messen, eten en drank. In latere jaren werd het erg belangrijk als militaire post en bevoorradingspunt in de strijd tegen de indianen.
Ten tijde van de Oregon Trail was het een belangrijke rustplek voor de emigranten. Geschat wordt dat er in 1847 tussen de 4 en 5 duizend emigranten langskwamen. Reizigers konden er voorraden inslaan, de wagens laten repareren in de smidse, post versturen naar familie en vrienden, advies inslaan over de route en eventueel spullen ruilen met de indianen die rond het fort kampeerden.
Voordat de emigranten weer op weg gingen, laadden ze zoveel mogelijk voorraad in hun wagens, zich niet realiserend dat ze al spoedig de Black Hills zouden moeten doorsteken. Al snel blijkt hoe onverstandig het was om zoveel ballast in hun wagens mee te nemen. Emigranten probeerden het nog te verkopen, maar iedereen had hetzelfde probleem, en veel spullen werden gewoon langs de kant van de weg gedumpt.
Een emigrant op weg naar de goudmijnen van Californie schrijft in 1849: : ‘We begin to see the preparations made by the overloaded trains for crossing the Black Hills – piles of bacon lying by the roadside, some must have 2000 or more lbs, beans -corn – all kinds of iron implements & cook-stoves etc -etc- One train we passed told us they threw away over a ton of bacon – several barrels of bread – six dozen steel shovels – axes, hoes, etc – etc – amounting in value to nearly 1500 dollars.’
Ik reed ook door de Black Hills, maar dan wat zuidelijker dan de eigenlijke trail. Door mijn uitgebreide bezoek aan Fort Laramie lag ik wat achter op mijn 150 kilometer-per-dag schema. Ik kon dus geen extra tijd verliezen met het rijden over gravelwegen.
Tot mijn frustratie moest ik toezien hoe de weg die ik als alternatief gekozen had -en er op de kaart uitzag als een verharde weg- plotseling toch veranderde in een dirt road. Om het extra spannend te maken, reed ik recht op een donkere lucht af, die niet lang daarna zijn natte lading over me loosde.
Toch had ik geen spijt dat ik niet de veel snellere route over de snelweg gekozen had, waar de onweersbui me waarschijnlijk ook gekruist zou hebben. De regen duurde niet lang en dit was werkelijk een paradijselijk gebied. De dirt road bracht me over groene heuvels vol bloemen. Onderweg ontmoette ik zelfs verschillende pronghorn -een combinatie van geit en hert- en zag twee white tail herten zich met vreemde sprongen uit de voeten maken. Ik genoot van alles om me heen, zelfs de donkerblauwe onweersluchten aan de horizon die maar niet leken te kunnen beslissen welke kant ze nou op wilden.
Maar opeens werd de dirt road wel erg minimaal. Tot mijn eigen verbazing lukte het me aardig om ongeschonden door het omgeploegde veld vol stenen (want daar had het nog het meest van weg) te ploeteren, en niet lang daarna lag de weg gelukkig weer bestrooid met gravel en kon ik weer wat kilometers maken.
Een uurtje later zat ik, moe maar voldaan, in het zonnetje op de camping in Douglas. Just another boring day at the office…