Vandaag is eindelijk de dag dat ik over kleine wegen mag rijden. En laat iedereen die zegt dat Kansas saai en plat is z’n mond houden. Wat een prachtig land! De heuvels golven groen om me heen. Overal zijn vogels, ze maken soms vlak voor de motor de meest bijzondere capriolen. Ik hou af en toe mijn adem in en verwacht elk moment een bosje veren in mijn spiegel te zien opwaaien.
De gravelwegen hier zijn uitgestorven; heel af en toe komt een pickup truck me tegemoet; de bestuurders ervan hebben altijd een petje op, en zonder uitzondering steken ze allemaal in een groet een hand naar me op. Verder is mijn enige gezelschap op de prairie de motor, de koeien, de vogels en de wind.
Vanochtend ben ik vertrokken vanuit Topeka, Kansas. Hier staken de emigranten indertijd de rivier de Kansas over. Dit gebeurde vanaf 1844 met een ferrie, want de rivier was vaak te diep en te wild in het voorjaar om de wagens er door te kunnen sturen. Het vee had pech, dat moest wel zwemmen.
Als de emigranten bij deze oversteek aankwamen, waren ze iets langer dan een week onderweg. In die tijd had iedereen elkaar een beetje leren kennen, en was de tijd gekomen voor elk reisgezelschap (oftewel ‘wagon train’) om een ‘team captain’ te kiezen. Deze team captain zou voor de rest van de reis de leider van de wagon train blijven. Hij bepaalde waar en wanneer er gerust of overnacht werd, en wat te doen in bijzondere omstandigheden wanneer een leider nodig was.
Jesse Applegate, die in 1843 naar Oregon reisde, beschreef hoe zo’n verkiezing in z’n werk ging; de kandidaten liepen de prairie op, en iedereen maakte zijn voorkeur bekend door achter de kandidaat van zijn of haar keuze aan te lopen. De persoon met de langste rij mensen achter zich werd de leider.
Iets meer naar het noorden van Topeka reden de emigranten het gebied van de Pawnees binnen, en het was niet ongebruikelijk dat er af en toe paarden gestolen werden door deze indianen. De Pawnee eisten vaak vee als prijs voor de doorgang over hun land. Koppige emigranten die dat weigerden werden vaak ‘s nachts alsnog van hun dieren afgeholpen. Om veediefstal door indianen te voorkomen, werd door de emigranten een wacht ingesteld. Maar in je eentje, in de donkere prairienacht zie je soms schaduwen die er niet zijn, en af en toe kwam het voor dat door de zenuwen een rusteloze koe werd doodgeschoten.
Vandaag, aan het eind van een verschrikkelijk warme dag, bezocht ik Alcove Spring. Het is een heldere bron, die vaak beschreven werd in dagboeken van emigranten. Niet ver er vandaan was de oversteek over de rivier de Big Blue. Soms duurde het een tijdje voordat het rivierwater voldoende gezakt was om over te kunnen steken, en tot die tijd kampeerde men een aantal dagen bij Alcove Spring.
Bij deze een mooie, schaduwrijke plek tussen de bomen, hebben verschillende emigranten hun naam achtergelaten in de stenen die her en der verspreid liggen. Zo ook James Frazier Reed, die deel uitmaakte van de Donner party, een groep emigranten op weg naar Californië. Nadat James hier zijn naam in de steen kraste, zou zijn reisgezelschap nog heel wat tegenslag te verwerken krijgen. Door omstandigheden waren ze laat, en de sneeuw in de Sierra Nevada viel vroeg in 1846. De leden van de Donner party moesten noodgedwongen overwinteren in de bergen, waarbij sommigen uiteindelijk overgingen tot het eten van hun inmiddels door de honger overleden reisgenoten. Uiteindelijk zouden slechts 45 mensen deze barre winter overleven. Ook James Reed, degene die zijn naam hier in Alcove Spring achterliet, overleefde en vestigde zich uiteindelijk in Californië.